Een kind begint zijn leven in de baarmoeder waar het in eenheid leeft met de moeder. Moeder en kind zijn nauwelijks van elkaar te scheiden. Ze vormen een eenheid. Het kind voelt geen scheiding tussen zichzelf en zijn moeder. Er is een gevoel van Zijn, een totale ontspanning. Alle comfort is aanwezig: voeding, warmte, aandacht, liefde, enz. Alle behoeften zijn vervuld, zonder dat het kind daar enige moeite voor hoeft te doen. Het voelt zich volledig geborgen, er is een absoluut vertrouwen in het leven. Bij de geboorte van het kind wordt de eenheid met de moeder plotseling verbroken. Dit is levensbedreigend voor het kind. Daarom is het van levensbelang om weer tot een eenheidscontact met de moeder te komen. Dit is voor hem de enige manier om die eenheid weer te voelen. Daar waar de moeder aanwezig is in het contact voelt het kind zich geliefd, geaccepteerd en geborgen. Van daaruit kan het groeien naar zelfstandigheid en een gevoel van eigenwaarde ontwikkelen. Wanneer de moeder in een bepaalde levensfase van het kind of op een bepaald gebied van het contact afwezig is, voelt het kind zich afgescheiden. Het komt daar niet tot zelfherkenning, er ontstaat een leegte, een niets, een gevoel van niemand zijn. Dit heeft als gevolg dat het kind zich op een bepaalde manier gaat gedragen. Het is een poging om het tekort en de gewenste behoeften alsnog op een voor de omgeving aanvaardbare manier te verkrijgen. Waarbij het uiteindelijk genoegen neemt met datgene wat het wel krijgt. Zo ontstaat de karakterstructuur. Een karakterstructuur bestaat uit een samenhang van lichamelijke en psychische kenmerken, standpunten en gedragspatronen. Het is een tijdelijk antwoord van ieder kind om in bepaalde omstandigheden te kunnen overleven. Je kunt het zien als een noodmaatregel van het organisme om zo gezond mogelijk uit de strijd te komen. Op basis van deze karakterstructuren is je gedrag en levensgeschiedenis beter te begrijpen.